Sommige kinderen horen in de eerste jaren van hun leven veel meer woorden dan andere kinderen (zie kadertekst). Dit is een belangrijk gegeven, want de omvang van de woordenschat heeft een grote invloed op het leren lezen en het leren begrijpen van teksten. Een minder taalrijke omgeving thuis kan dus zorgen voor een achterstand bij de start op school en die achterstand is later bijna niet meer in te halen.
De Nederlandse onderzoeker Suzanne Mol onderzocht voor haar proefschrift ‘To read or not to read’ wat het effect van (voor)lezen is op lange termijn. Op basis van 99 internationale wetenschappelijke studies concludeert zij dat van peuters en kleuters die geregeld zijn voorgelezen bijna 70 procent voldoende woordenschat heeft om een goede start te kunnen maken op school. Van kinderen die niet zijn voorgelezen heeft slechts 30 procent voldoende woordenschat. Daarna, als basisschoolkinderen zelf in hun vrije tijd gaan lezen, blijken hun leeservaringen een steeds grotere rol te gaan spelen in het aantal woorden dat ze kennen. Hun groeiende woordenschat maakt het lezen van een boek bovendien plezieriger, waardoor ze gemotiveerder zijn om te lezen buiten schooltijd en ze hun woordenschat nog verder uitbreiden. (bron Meer voorlezen beter in taal, p11)
De Gelderse Bibliotheken zetten stevig in om ouders meer bewust te maken van het belang van voorlezen. Dit doen zij met programma’s zoals Boekstart en VoorleesExpress. Daarnaast is er aandacht voor de ouder, die mogelijk zelf ook moeite heeft met lezen en schrijven. Hier wordt binnen de gezinsaanpak de verbinding gemaakt.
Bron: Hart & Risley, 1995 p.6
Bibliotheek Brummen-Voorst vertelt: