Gemeenten zijn de belangrijkste financier van lokale bibliotheken. Zo’n 75-80% van de inkomsten van bibliotheken komt van gemeenten. Vanuit onderlinge afspraken wordt meerjarig en telkens per jaar bepaald waar de bibliotheek mee aan de slag gaat. Primaire focus van bibliotheken ligt qua inzet op de domeinen Jeugd & Onderwijs en het Sociaal domein. Ook de gemeentelijke subsidies stromen daarmee, voor het grootste deel via de inzet van personeel, vooral naar de opgaven in die domeinen. Aanvullend geldt dat specifieke doelsubsidies vanuit lokale, provinciale en landelijke hoek zich ook vrijwel uitsluitend richten op de twee genoemde domeinen. Bibliotheken weten daarmee zowel de doelgroepen jeugd, als inwoners die ondersteuning nodig hebben prima te bedienen. Vreemd genoeg is er daarmee voor de grootste groep, de 13,4 miljoen zelfredzame inwoners , slechts in heel beperkte mate ruimte vanuit de basissubsidies van gemeenten. Activiteiten in, met en voor de groep zelfredzame inwoners, bezoekers en leden vragen blijkbaar om andere manieren van financiering. Interessant genoeg is het beeld dat bibliotheken in toenemende mate de kansen en potentie zien om juist rond de programmalijn Persoonlijke Ontwikkeling aan de slag te gaan. De rem zit op (personele) capaciteit, deskundigheid en beschikbare financiën, zo horen we vanuit het lokale veld.
Met bovenstaande in het achterhoofd is de vraag in hoeverre die huidige verdeling van middelen vanuit de gemeentelijke basissubsidie nog passend is. Keuzes over visie, doelen en drijfveren kunnen eenvoudig tot de conclusie leiden dat ook de inzet voor de overgrote lokale groep van zelfredzame inwoners stevige ondersteuning moet krijgen vanuit de basissubsidie. De landelijke aandacht in de netwerkagenda rond Leven lang ontwikkelen is in dat licht een steun in de rug. Evident zijn daarbij afspraken nodig met gemeenten. Dat begint bij het verhaal waarom en hoe bibliotheken er voor alle inwoners willen zijn, niet alleen voor de jeugd en kwetsbaren maar juist ook voor de enorme groep zelfredzame inwoners. Vervolgens zal het om keuzes vragen bij de (her)verdeling van de gelden passend bij het brede pakket aan diensten en activiteiten die de moderne bibliotheek biedt als plek voor persoonlijke ontwikkeling.
Hierboven is niet zozeer een verdienmodel beschreven, als wel een kritische blik geworpen op de huidige lokale inzet van basismiddelen. Helder beeld is dat de programmalijn Persoonlijke Ontwikkeling nog ondersneeuwt ten opzichte van de inzet door bibliotheken op de domeinen jeugd en sociaal. Hoe terecht of logisch dat is, is een lokale afweging. Om als bibliotheek serieus stappen te kunnen zetten ten behoeve van de programmering voor de groep zelfredzamen, is meer ruimte vanuit de basissubsidie logisch. Het is vooral ook passend in het licht van de wettelijke functies rond educatie en ontwikkeling, ontmoeting en debat en kunst en cultuur. Anders gezegd: het is onlogisch de programmalijn alleen te laten draaien vanuit hierna te beschrijven inkomstenbronnen of verdienmodellen. Als de programmalijn de basis vormt voor 3 van de 5 wettelijke taken, verdient het in dat licht dan ook niet een forse bijdrage vanuit de basissubsidie?
[1] VoB, Netwerkagenda Openbare Bibliotheken 2021 – 2023, p.17 (https://www.debibliotheken.nl/wp-content/uploads/2021/06/2021_Netwerkagenda-2021-2023-toegankelijk_kb-vob-spn.pdf)