LEES VERDER
Wetenschappelijk onderzoek geeft meer inzicht in welke methodes wel en niet effectief zijn. Ook als het gaat om de Gezinsaanpak. Rijnbrink organiseerde twee webinars. Eén met prof. dr. Roel van Steensel over onderzoek naar de effectiviteit van ouder-kindprogramma’s. En één met dr. Martine van der Pluijm naar aanleiding van haar onderzoek en aanpak ‘Thuis in Taal’ over het aangaan van partnerschapsrelaties met laagopgeleide ouders ter ondersteuning van de taalontwikkeling van hun jonge kinderen.
Ouders hebben als leesopvoeder een belangrijke rol in de taalontwikkeling van de kinderen. Veel ouders zijn niet in staat om deze ontwikkeling op een goede manier te stimuleren, vooral niet als ze zelf moeite hebben met taal. Daarom zijn er de afgelopen jaren mooie programma’s en activiteiten ontwikkeld om ouders hierbij te ondersteunen. Denk bijvoorbeeld aan de VoorleesExpress.
Maar wat werkt goed in deze ouder-kindprogramma’s? En wat werkt helemaal niet? Resultaten uit wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van ouder-kindprogramma’s helpen bij het verbeteren van deze programma’s.
Lees hier meer over het webinar met prof. dr. Roel van Steensel
Roel van Steensel: “Ouder-kindprogramma’s die gefocust zijn, die een gerichte aanpak volgen, laten over het algemeen de grootste (positieve) effecten zien. We zagen in het onderzoek bijvoorbeeld dat programma’s die zich alléén op voorlezen richtten, grotere effecten hadden op de begripsvaardigheden dan programma’s die zich (ook) op andere activiteiten richtten. Ook zagen we dat programma’s die zich alleen op geletterde vaardigheden richtten, een groter effect op begripsvaardigheden (zoals woordenschat) hadden dan programma’s die zich (ook) op andere vaardigheden richtten. Denk dan bijvoorbeeld aan programma’s waar ook veel aandacht aan opvoedingsondersteuning wordt besteed.”
De basis van taalontwikkeling van jonge kinderen wordt gelegd in de leeftijd tot acht jaar. Dit gebeurt grotendeels thuis tijdens de interactie tussen kinderen en hun ouders. Om deze reden werken bibliotheken, scholen en andere educatieve professionals aan de geletterdheid en taalontwikkeling van kinderen (en hun ouders).
Maar weten we wel wat werkt bij (met name) laagopgeleide ouders? Hoe bereiken we hen op een manier die ook echt bij hen past? Het onderzoek en de aanpak ‘Thuis in Taal’ van dr. Martine van der Pluijm focust zich allereerst op het stimuleren van de interactie tussen ouder en kind. Dit heeft geleid tot een zeven-stappenplan.
Lees hier meer over het webinar met dr. Martine van der Pluijm
Martine van der Pluijm: “Er zijn leesbevorderingsprogramma’s om ouders en kinderen kennis te laten maken met wat je een ‘leescultuur’ kunt noemen. Maar voordat ouders en kinderen zover zijn, zijn er vaak eerst andere stappen nodig. Thuis in Taal is een stappenplan om ouders en kinderen eerst te introduceren in een ‘praatcultuur’. Dit praten is namelijk niet vanzelfsprekend in gezinnen. Ouders kunnen onzeker worden over hun rol en denken dat ze iets verkeerd doen als een activiteit gericht op lezen bij hen niet werkt. Het doorlopen van de verschillende stappen en het reflecteren hierop helpt ouders en professionals om aan te sluiten bij de specifieke situatie van de taalomgeving van ouder en kind. Een vervolgstap is wellicht ouders te introduceren in een ‘leescultuur’, door hen te laten wennen aan het omgaan met boeken en voorlezen.”