In de gemeente Steenwijkerland wordt werk gemaakt van de aanpak van laaggeletterdheid. En met succes. Reneke Boer is beleidsmedewerker bij de gemeente Steenwijkerland en richt zich vanuit deze rol sinds 1,5 jaar uitsluitend op de aanpak van laaggeletterdheid. Daarbij heeft ze nauw contact met onder andere de coördinatoren van het Taalpunt, waar Mieke Peters er één van is. Een kijkje in de keuken van Steenwijkerland.
Reneke: ‘In de gemeente Steenwijkerland hebben we specifiek beleid gemaakt onder de titel: ‘Laaggeletterdheid pakken we samen aan’, met als ondertitel ‘Taal als vliegwiel naar meedoen’. Dit is beleid voor de periode 2019-2022 dat door de gemeenteraad is vastgesteld. De coördinatie en de regie liggen dus bij de gemeente, maar er is een stuurgroep gevormd om dit beleidsplan uit te voeren. Daarin zijn alle betrokken partijen vertegenwoordigd: Sociaal Werk De Kop, de Taalpuntcoördinatoren, maar ook het onderwijs (de ROC’s), de werkvoorziening, de sociale dienst, de Bibliotheek en Stichting Lezen en Schrijven.’
In het beleidsplan zijn acht concrete doelstellingen vastgelegd om binnen vier jaar te halen. Reneke: ‘Een aantal van die doelstellingen is bijvoorbeeld om zeshonderd deelnemers voor taalaanbod te krijgen, honderdvijftig deelnemers voor digitale vaardigheden en honderdvijftig deelnemers voor het rekenaanbod. Maar ook om samen met werkgevers bij tien bedrijven voorlichting te geven en taal- en rekentoetsen af te nemen. Bij alle doelstellingen is bovendien vastgelegd wie waarvoor verantwoordelijk is. Daarnaast hebben we een monitoringssysteem ontwikkeld, zodat we echt kunnen zien wat het allemaal oplevert.’ Dat de gemeente de aanpak van laaggeletterdheid belangrijk vindt, komt ook tot uitdrukking in de financiën. De gemeente heeft hier bijna twee ton voor uitgetrokken, naast de bedragen die landelijk en via de arbeidsmarktregio’s beschikbaar worden gesteld. Met dit geld kunnen onder andere twee Taalpuntcoördinatoren aan de slag.
Reneke: ‘Zo’n stevige structuur helpt echt enorm. Hierdoor kun je bouwen en voorkom je dat het ieder jaar weer een nieuwe zoektocht wordt naar geld en middelen. Ook zorgt dit kader ervoor dat er niet – meestal uit enthousiasme – een wildgroei aan nieuwe initiatieven ontstaat. We weten waar we ons op willen richten. Het is niet zo dat er nooit iets anders gedaan kan worden, maar áls we dat doen is het heel weloverwogen en doordacht. Die monitor werkt daarbij ontzettend goed. Wij zijn één van de weinige gemeenten die precies in beeld hebben hoe alles loopt en wat de opbrengsten zijn. Daar ben ik heel trots op! Het laat zien hoe we ervoor staan, en welke onderdelen van de aanpak aandacht nodig hebben omdat het wat minder gaat.’
Mieke Peters is één van de twee Taalpuntcoördinatoren in Steenwijkerland. De Taalpuntcoördinatoren hebben een cruciale positie in de aanpak van laaggeletterdheid. Mieke vertelt: ‘Zoals denk ik overal in het land is onze grootste groep waar we mee aan de slag zijn op dit moment die van de NT2’ers, ofwel de mensen die Nederlands als tweede taal hebben. Deze mensen weten over het algemeen de weg naar ons wel te vinden. Om de laaggeletterden te bereiken die Nederlands als moedertaal hebben (de NT1‘ers) is vaak een andere aanpak nodig. Het is bekend dat deze groep een drempel over moet en dat schaamte hierbij een grote rol speelt. Dat betekent dat we dit anders moeten aanvliegen. Bijvoorbeeld door bedrijven te benaderen.’
In Steenwijkerland is daar ca. 1,5 jaar geleden een start mee gemaakt door voor zo’n twintig bedrijven een presentatie te geven over het thema laaggeletterdheid. Dat heeft geresulteerd in vervolggesprekken met zes bedrijven. Mieke: ‘Wat we voor die deelnemers van de bedrijven doen is echt maatwerk. Bij het ene bedrijf gaan we aan de slag met het project Taal op de Werkvloer. Bij een ander bedrijf hebben we een training afgerond voor een gemixte groep van zowel NT1- als NT2-mensen. Bij die training was de wens om naast taalvaardigheden ook aandacht te besteden aan ‘empowerment’ (mensen in hun kracht te zetten). De vraag van de deelnemer en het bedrijf blijft bij ons centraal staan, want we doen het voor hén. Wat is er nodig? Dat kan hulp bij taal en rekenen zijn, maar ook meer zelfvertrouwen of andere vaardigheden. Die maken we dan ook onderdeel van de training, die we samen met een ROC opzetten.’
‘We hebben veel voorlichting gegeven aan leidinggevenden van verschillende bedrijven, maar bijvoorbeeld ook van zorg- en welzijnsinstellingen. We beginnen nu te merken – en dat is ontzettend mooi – dat bedrijven óns weten te vinden. Je ziet dat het langzaam in beweging komt. Dan laten bedrijven weten dat ze bijvoorbeeld drie NT1’ers hebben die ze graag verder willen helpen. Of ze vragen of we een assessment willen afnemen bij een team of afdeling. Helaas kon door corona een aantal van deze vervolgstappen nog niet doorgaan, maar je merkt dus wel dat door hier tijd in te investeren, het balletje gaat rollen en je óók de NT1’ers bereikt. Eén bedrijf was zelfs zo enthousiast over de trainingen, dat ze dit bij al hun vestigingen, landelijk, willen gaan uitrollen.’
Het netwerk van alle betrokken organisaties, instanties en bedrijven is voor het Taalpunt essentieel. Mieke: ‘Iedereen heeft contacten met de doelgroep. Die afstemming onderling en het leggen van verbindingen is cruciaal. Als het gaat om digitale vaardigheden werken we bijvoorbeeld veel samen met (ouder)verenigingen, maar als er in het kader van schuldhulpverlening een nieuwe groep mensen start met een training administratie, werken we samen met de sociale dienst en met consulenten van de gemeente. Zo zijn er talloze voorbeelden van samenwerking te noemen.’
Mieke: ‘Het mooiste is als we uiteindelijk kunnen bereiken dat we de aanpak van laaggeletterdheid echt kunnen borgen, ook bij bedrijven. Dat het structureel onder de aandacht blijft. Of dat onderdelen van het Taalpunt in de toekomst geborgd worden in bijvoorbeeld re-integratietrajecten. Dat er in ieder geval op zo’n manier samengewerkt wordt dat je elkaars expertise in het netwerk optimaal inzet in het belang van de deelnemer.’
Reneke: ‘Inderdaad, het Taalpunt zal zich zeker nog verder ontwikkelen, ook in het kader van ‘een leven lang leren’ en de behoefte die er regionaal is aan afstemming binnen het sociaal domein. Ook in de toekomst zal die uitdaging er zeker blijven!’