Een gezinsgerichte aanpak is belangrijk om de cyclus van laaggeletterdheid te doorbreken. Ouders hebben als leesopvoeder een belangrijke rol in de taalontwikkeling van de kinderen. Veel ouders zijn niet in staat om deze ontwikkeling op een goede manier te stimuleren, vooral niet als ze zelf moeite hebben met taal. Daarom zijn er de afgelopen jaren mooie programma’s en activiteiten ontwikkeld om ouders hierbij te ondersteunen. Denk bijvoorbeeld aan de VoorleesExpress. Maar wat werkt goed in deze ouder-kindprogramma’s? En wat werkt helemaal niet? Resultaten uit wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van ouder-kindprogramma’s helpen bij het verbeteren van deze programma’s. Lees verder voor enkele belangrijke conclusies.
Dinsdag 20 oktober organiseerde Rijnbrink een webinar voor het Netwerk van Overijsselse Bibliotheken en het Gelders Bibliotheek Netwerk over de effectiviteit van ouder-kind programma’s. Prof. dr. Roel van Steensel vertelde in dit webinar over wetenschappelijk onderzoek naar ouder-kindprogramma’s gericht op de stimulering van taal en geletterdheid. Welke rol spelen ouders in de ontwikkeling van geletterde vaardigheden en in de ontwikkeling van leesmotivatie? En hoe sluit je hierop aan met ouder-kindprogramma’s? Dat was de centrale vraag van dit webinar. Met ruim 150 aanmeldingen was er veel belangstelling.
Benieuwd? Kijk het webinar hier terug.
Prof. dr. Roel van Steensel
Roel van Steensel is namens Stichting Lezen bijzonder hoogleraar Leesgedrag aan de Vrije Universiteit en universitair docent Onderwijswetenschappen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij doet onderzoek naar leesontwikkeling, leesmotivatie en de rol van onderwijs en het gezin daarbij. Zijn onderzoek heeft betrekking op jonge kinderen (ontluikende geletterdheid) en kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs. Hij focust op leerlingen in achterstandssituaties.
Uit onderzoek weten we inmiddels dat voorlezen veel bijdraagt aan de latere leesontwikkeling. Door voorlezen komen kinderen in aanraking met een heleboel nieuwe woorden. En die woordenschat is weer een belangrijk onderdeel van de latere leesvaardigheid.
Prof. dr. Roel van Steensel legt tijdens het webinar uit: 'Kinderen die veel worden voorgelezen hebben actievere en ook grotere hersenen. Bij die kinderen zijn de gebieden in de hersenen die te maken hebben met taalverwerking, sociaal-emotionele verwerking en betekenisgeving actiever, dan bij kinderen die niet of weinig worden voorgelezen. Dat blijkt uit (Amerikaanse) studies waarbij hersenscans gemaakt zijn bij kinderen die in verschillende mate thuis ondersteund werden door ouders. Interactief voorlezen stimuleert de hersenactiviteit op dit gebied zelfs nog meer.'
Waarom er zoveel belang gehecht wordt aan voorlezen, is dus duidelijk. Niet voor niets zijn er in het hele land veel ouder-kindprogramma’s ontwikkeld die erop gericht zijn om die geletterde thuisomgeving te stimuleren. Denk aan: Boekstart, Scoor een Boek!, VVE Thuis, Jong geleerd thuis gedaan, enzovoort. Maar wat is de effectiviteit van deze ouder-kindprogramma’s? Dat is onderzocht in een grote, internationale overzichtsstudie, waarbij gekeken is welke programma’s het beste lijken te werken voor laagopgeleide en migrantengezinnen. In deze studie (waarin hele gevarieerde programma’s zaten) zijn specifieke programmakenmerken geanalyseerd. Uit deze studie konden een paar belangrijke conclusies worden getrokken. Eén daarvan is dat focus in de programma’s belangrijk is voor de effectiviteit ervan.
Roel van Steensel licht tijdens het webinar toe: 'Ouder-kindprogramma’s die gefocust zijn, die een gerichte aanpak volgen, laten over het algemeen de grootste (positieve) effecten zien. We zagen bijvoorbeeld dat programma’s die zich alléén op voorlezen richtten, grotere effecten hadden op de begripsvaardigheden dan programma’s die zich (ook) op andere activiteiten richtten. Ook zagen we dat programma’s die zich alleen op geletterde vaardigheden richtten, een groter effect op begripsvaardigheden (zoals woordenschat) hadden dan programma’s die zich (ook) op andere vaardigheden richtten. Denk dan bijvoorbeeld aan programma’s waar ook veel aandacht aan opvoedingsondersteuning wordt besteed.'
Verder blijkt dat programma’s waarbij alleen activiteiten thuis werden aangeboden, een groter effect hadden op vaardigheden dan programma’s waarin óók activiteiten in centra of op scholen plaatsvonden. Dat klinkt misschien gek, want een gecombineerde aanpak is eigenlijk meer aanbod. Maar uit onderzoek blijkt dat dat dus niet altijd effectief is.
Roel van Steensel tijdens het webinar: 'We denken dat dat komt, omdat in die gecombineerde programma’s de oudercomponent te schools is. We zagen vaak dat er gestart wordt met een schoolprogramma en dat zo’n schoolprogramma vervolgens wordt vertaald naar een thuisprogramma. Dat maakt dat dat thuisprogramma ook vrij schools van aard is en daardoor misschien onvoldoende aansluit op de thuisomgeving en op de behoefte van gezinnen. Interessant was om te zien dat programma’s waar die aansluiting wél wordt gezocht, dus waarin de mogelijkheid was voor differentiatie in het programma-aanbod, de allergrootste effecten lieten zien. Dit gebeurt echter maar in een handjevol programma’s.'
Er is niet alleen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de effectiviteit op de (lees/begrips)vaardigheden van kinderen, maar ook naar wat werkt voor de leesmotivatie van kinderen. Ook hierin kunnen ouders zeker een rol spelen. Door ouders aan te moedigen meer aandacht te besteden aan lezen thuis, kan de leesmotivatie van kinderen positief worden beïnvloed.
Wetenschappelijk onderzoek biedt dus goede en ook praktische handvatten om een gezinsaanpak verder lokaal vorm te geven. Door kennis te verzamelen en te delen over wat wel en niet werkt, komen alle samenwerkende partners die hiermee bezig zijn verder. Als hiermee gezamenlijk taalarme gezinnen beter bereikt en ondersteund worden is dat een belangrijke stap in het doorbreken van de cyclus van laaggeletterdheid.